Rien Bovenlander: 'Wiskunde was het mooiste vak, maar scheikunde het mooist om te geven'

Rien Bovenlander (66) startte zijn onderwijscarrière drieënveertig jaar geleden op de verre voorloper van het Stanislas Dalton Delft, de Paulus Mavo. Hij begon daar als wiskundedocent en vanaf 1993 is zijn focus meer op het vak scheikunde komen te liggen. Van 1994 tot 2014 was Rien de roostermaker van de school.

Hoe ben je op de school terecht gekomen?

“Ik heb in mijn leven één keer gesolliciteerd. Dat was in 1977. Ik kwam toen net uit militaire dienst. Ik schreef een brief naar een school in Rotterdam, maar die directeur had al iemand anders gevonden voor de vacature. Maar hij vond mijn brief wel aantrekkelijk. En nou had hij een buurman die ook directeur van een school was. En hij heeft mijn brief aan hem doorgegeven. Dat was Piet Witkamp, de directeur van de Paulus Mavo. En Piet belde mij op met de vraag of ik het goed vond dat hij de sollicitatie overnam. Ik vond dat prima want ik wilde gewoon gaan werken.”

Op de Paulus Mavo ben je dus begonnen. Hoe ging het verder?

“Ik was daar dé wiskundeleraar net zoals Joop Gouweleeuw dé gymnastiekleraar was. Het leuke daarvan was dat je veel leerlingen vanaf klas 1 tot en met de examenklas les mocht geven. Op een gegeven moment liep het lessenaantal terug en heb ik in 1992/1993 ook lesgegeven op locatie Westplantsoen. Het jaar daarop fuseerden we met het Oscar Romero, dat heb ik nog een jaar meegemaakt en daarna gingen we verder als Stanislascollege Reinier de Graafpad. Toen ben ik vooral scheikunde gaan geven. Wiskunde vind ik eigenlijk het mooiste vak, maar scheikunde verreweg het mooiste vak om te geven. Je kan er meer bij laten zien, demonstratieproeven doen.”

Welke proef viel altijd goed in de smaak?

“De schuimproef. Deze deed ik ook vaak tijdens de 1 minuut-show. Dan moesten alle docenten in een minuut iets over hun vak vertellen aan de ouders van de nieuwe brugklasleerlingen. Dat kon met mijn vak natuurlijk heel mooi. Ik gebruikte hiervoor waterstofperoxide met als katalysator kaliumjodide. Deed ik er nog wat kleurstof in en dan kreeg je een enorme schuimontwikkeling. Dat kwam uit zo’n grote cilinder naar boven zetten. Dat was in de klas spectaculair. Maar ik heb ook wel eens een proef gedaan met een vissenkom. Daar heb ik nog een gedicht bij gemaakt.”

Met een gedicht erbij? Hoe ging dat dan?

“Onderin de kom lag natriumwaterstofcarbonaat. Laat ik zeggen soda, voor het gemak, en daar gooide ik azijnzuur overheen dan kreeg je een chemische reactie en daarbij ontstaat koolstofdioxide. Dat vind je ook in brandblussers, daar kan je een brand mee blussen. In de vissenkom ontstond koolstofdioxidegas en dat is een zwaar gas, zwaarder dan lucht, dus dat blijft een beetje aan de onderkant. En naarmate er meer ontstaat wordt dat niveau van die koolstofdioxide hoger. Ik zette een houten trapje met drie kleine brandende kaarsjes in de kom. Het hoogteniveau tussen die kaarsjes was verschillend en omdat dan aan de onderkant CO2 ontstaat, gaat eerst het eerste kaarsje vanzelf uit, dan het tweede en dan het derde. Dat gedicht was natuurlijk leuk daarbij want dat ging over een geest die in de kom leeft, van schrik de trap op rent en daarbij het licht aan elke vlam ontneemt. En dan moest ik het zo timen dat, terwijl ik dat uitsprak, het laatste vlammetje doofde.”

Als Rien het lesgeven van drieënveertig jaar geleden en nu met elkaar vergelijkt denkt hij dat het wel klopt als de kranten schrijven dat het niveau van wis- en scheikunde gedaald is. Hij ziet ook dat procentueel meer leerlingen babbelen tijdens de les dan vroeger. Zijn onderwijs is door de jaren heen rijker geworden, als een proef weleens mis ging, leverde dat voor de volgende jaren spannende verhalen op waardoor leerlingen aan zijn lippen hingen.

Wat ga je missen?

“Ik heb altijd leuke collega’s gehad waarmee ik het prima kon vinden. De laatste jaren heb ik met heel veel plezier lesgegeven aan havo 4. Die leerlingen zijn al wat verder en je kan meer leerstof kwijt. Daar heb ik erg van genoten. Havo 5 heb ik ook een keer gedaan en ik vind het leuk dat dat goed gelukt is. Maar de coronacrisis maakt het wel eenvoudiger; het online onderwijs ga ik niet missen. Waarom? Omdat je als docent je leerlingen keihard nodig hebt. Als er leerlingen in de klas vragen stellen dan wordt jouw les vele malen boeiender. Het is als een cabaretier voor een zaal zetten en niemand lacht. Nou, die vertelt drie grappen en dan gaat hij naar huis.”

Waar kijk je naar uit?

“Ik kijk uit naar de vrijheid. Ik wil meer gaan sporten, kamperen, weer eens een boek lezen. En kajakken op wild water, dat is een beetje een passie van me geworden. Met mijn vriendin ben ik dat gaan doen, een jaar of zeven geleden. We kunnen deze zomer hopelijk weer naar Slovenië. En ik ga veel met mijn kleinkinderen optrekken. Ik heb er vier, van 3,5 maand, 1, 3 en 8 jaar. Ik ga één dag oppassen bij mijn zoon en één dag bij mijn dochter.”

Jij wist van te voren: dit wordt mijn laatste jaar op school. Hoe ben je daarmee omgegaan?

“Ik heb altijd fulltime gewerkt, totdat ik 56 jaar was toen kreeg ik een dag per week vrij door de Bapo. Eigenlijk is mijn AOW al in januari ingegaan, maar ik wilde het schooljaar afmaken en echt toe kunnen leven naar mijn pensioen. Ik heb ervoor gekozen om dat heel bewust te doen met het besef: dit was mijn laatste open dag, mijn laatste ouderavond, de laatste keer dat ik de scheidingsmethoden uitleg. Dat was bijzonder. En dubbel, want ik heb altijd heel erg graag voor de klas gestaan en ik vind dat dit jaar naar afloopt door die corona-toestanden in het onderwijs. Als je dertig bent kan je dat toch makkelijker opvangen, denk ik, maar ik heb te doen met mijn collega’s die de zestig gepasseerd zijn. Dus wat dat betreft voel ik me toch de goudfazant.”

Publicatiedatum: 10 juli 2020