Docente Jolande Leenaers met pensioen

‘Een gezellige klas maak je samen met elkaar’

Jolande Leenaers (62) begon haar carrière op Stanislas Dalton Delft in 2001. Zij gaf het vak verzorging in de onderbouw. Na een jaar kwam daar het profiel Zorg en Welzijn bij, waar zij samen met Liesbeth Meijer jarenlang verantwoordelijk voor was. Nadat dit vak was opgeheven was zij docent maatschappijleer. Daarnaast heeft ze deel uitgemaakt van het zorgteam en was zij examensecretaris en mentor.           

Hoe ben je op de school terecht gekomen?

“Ik werkte op het GGZ Delfland, in de psychiatrie. En ik zat in de ouderraad want mijn drie kinderen zaten hier op school. De toenmalige directeur Ton Kroonen had al een paar keer tegen mij gezegd: jou wil ik hebben op school. En iedere keer zei ik: ‘Nee joh, dat is niets voor mij, ik heb al pubers thuis.’ Maar hij bleef aandringen en toen dacht ik, mijn oudste zoon Tim zit nu in de vierde, nu kan ik het wel doen. Ik kreeg toen wel mijn jongste zoon Nick in de klas en ik heb hem de vakken verzorging en Zorg en Welzijn gegeven.”

Dus eigenlijk ben je overgehaald. Heb je niet bewust voor het onderwijs gekozen?

“Ik heb wel de lerarenopleiding Zorg en Welzijn gedaan. Maar ik moest stage lopen in een gezondheidskundige instelling en dat was GGZ Delfland. Daar kreeg ik gelijk een baan aangeboden en toen ben ik blijven hangen. Uiteindelijk ben ik daar resocialisatiecursussen gaan geven aan mensen die weer naar huis gingen. Een onderdeel van die cursussen was kookles en ik heb daar het Grand Café met catering opgezet."

Had je voordeel van je ervaring in de psychiatrie voor het onderwijs?

“Ik vind van wel. Je staat niet gek te kijken als er iets gebeurt. En je hebt geleerd om gelijk te handelen. Als er een beetje onmin was tussen een paar leerlingen, dan sprong ik er snel tussen. Een ander voordeel was dat ik een praktijkmens ben. Met de vakken verzorging en Zorg en Welzijn die ik gaf, kon ik heel handelend bezig zijn met de leerlingen.”

Als Jolande het onderwijs van twintig jaar geleden en het onderwijs van nu met elkaar vergelijkt, vindt ze dat de leerlingen mondiger zijn geworden, wat ook een goede zaak is. Vroeger was de relatie die ze met haar leerlingen had anders. Door het vak Zorg en Welzijn dat ze gaf, en de onderwerpen die daar besproken werden, was de drempel laag voor leerlingen om naar haar toe te komen met persoonlijke problemen of een vervelende thuissituatie. De leerlingen vertelden haar vroeger heel veel. Ze vindt dat ze nu ook nog een redelijke band heeft met haar leerlingen, maar voelt zich nu meer ‘oma’. Het bijzondere is dat er ieder jaar nog leerlingen naar haar toe komen die van een buurvrouw of een nicht gehoord hebben dat de lessen verzorging van haar en Liesbeth zo leuk waren."

Kan je een mooie herinnering beschrijven uit die tijd?

“Het eerste wat in me opkomt is dat Liesbeth en ik op een vrijdagmiddag, uur 7, 8 en 9, het vak Zorg en Welzijn moesten gaan geven. Eigenlijk waren we er heel boos over dat wij op dit tijdstip ingedeeld waren. Maar wij waren allebei van ‘niet lullen maar poetsen’ en het zijn de meest leuke lessen geworden. De leerlingen waren drie uur in het lokaal en ze moesten intekenen op onderdelen die ze gingen doen. Eigenlijk hartstikke dalton, toen al. Ze konden theorie of praktijkonderdelen doen, er werd thee gezet, sommige leerlingen kwamen met spullen om koekjes te bakken of cakejes te maken. Het mocht allemaal van ons. We hebben geen enkele leerling horen klagen over die vrijdagmiddag tot en met het negende uur op school. We deden het samen en het was een onwijs gaaf sfeertje.”

Is er een leerling die jou bijblijft?

“Heel veel leerlingen blijven mij bij. Maar een daarvan was een meisje, zij was erg slechtziend. En daar hebben we van alles aan proberen te doen zodat ze haar examen toch zo goed mogelijk kon afsluiten. Zij wilde heel graag de zorgverlening in, maatschappelijk werk en dat is ook mogelijk gemaakt, dat ze dat kon gaan doen."

Wat ga je missen?

“Ik voelde me hier thuis, door de sfeer die er was. En ik vond dat ik een onwijs leuke baan had. Het werken met pubers, kennis overbrengen, de gesprekken met leerlingen, het begeleiden. Tot bijna het eind van dit schooljaar in de coronatijd heb ik mijn mentorleerlingen iedere week gebeld. Ik deed dat individueel want dan hoor je de verhalen. Verder ga ik veel collega’s missen en de gezelligheid. Ik had altijd een motto: Je kan een klas maken of je kan een klas breken, maar we moeten het samen gezellig maken. Dat zei ik altijd tegen de leerlingen.”

Hoe is het om nu met pensioen te gaan?

“Dubbel. Omdat ik een heleboel dingen eigenlijk nog leuk vind, maar mijn gezondheid laat me een beetje in de steek. De corona maakt het een mooie tijd om te stoppen. Nu denk ik: het is goed zo. Ik kijk ernaar uit om te gaan reizen. We zijn sowieso Scandinaviëgangers, hadden een huis in Zweden. Mijn man is ook met pensioen gegaan en we hebben een camper gekocht. Gewoon, van gaat het stuur vandaag naar rechts dan gaan we die kant op. En ik kijk ernaar uit om meer tijd te hebben voor de vier kleinkinderen.”

Wat wil je de leerlingen meegeven?

“De inhoud is belangrijker dan het papiertje. Ik vind hoog op de maatschappelijke ladder staan niet zo belangrijk. Hoe jij bent, dat zegt me wat. En als je iets wil bereiken is er altijd een manier. Gaat het niet linksom dan gaat het rechtsom. Als de havo niet gelijk lukt, kan je ook naar het mbo en daarna naar het hbo. Er zijn meer wegen die je kan bewandelen. Het is belangrijker dat je happy bent en dat je leuke dingen kan doen.”

Publicatiedatum: 10 juli 2020